02/880.86.89 | info@brusshelp.org | Horaires

De website wordt druk vertaald. Wij danken u voor uw geduld en aarzel niet om contact met ons op te nemen indien nodig. Bedankt voor uw begrip.

Focus op maatregel 11: Kwantitatieve toename van het aanbod van duurzame woningen

Bij de start van het nieuwe schooljaar 2025 en ter gelegenheid van de eerste nieuwsbrief over het Masterplan en het laatste nieuws daarover, stelt Bruss'help u een focus voor op een van de maatregelen die als prioritair worden beschouwd: maatregel 11 of de ontwikkeling van een regionale strategie voor het aanbod van woningen.

Dit is een omvangrijk programma en een omvangrijke maatregel, aangezien deze is onderverdeeld in 10 even diverse als complementaire submaatregelen, die de toegang tot huisvesting tot een centraal thema maken in de preventie en oplossing van dakloosheid in Brussel. Maar wat houdt dit precies in?

Recht op huisvesting en preventie van dakloosheid

Het recht op duurzame en betaalbare huisvesting, dat is vastgelegd in het Belgische grondwettelijk recht, erkend in de Europese wetgeving en gewaarborgd in het Brusselse regionale beleid via het Huisvestingswetboek, is zowel een verplichting als een concrete oplossing voor de vele vormen van onzekerheid en gebrek aan toegang tot rechten waarmee mensen die 's nachts op straat leven, worden geconfronteerd. Het Masterplan roept dan ook op om deze prioriteit op te nemen in het toekomstige Brusselse regeerakkoord en om deze prioriteit om te zetten in concrete acties en bij een hele reeks actoren.

Openbare vastgoedexploitanten en AIS

Om te beginnen met de SISP's, met de invoering van een percentage prioritaire toewijzingen voor exploitanten in de daklozensector: dit is het beroemde “artikel 36 bis”, waarvan de uitvoering nu van start is gegaan en waarvoor Bruss'help zowel zorgt voor een nauwgezette operationele opvolging als voor de facilitering en evaluatie van de maatregel. Er zij echter opgemerkt dat het Masterplan een afwijkingsquotum van 30 % voor toewijzingen in SISP's vermeldt, wat hoger is dan artikel 36 bis en alle afwijkende artikelen van het Wetboek van Huisvesting omvat (namelijk de artikelen 33, 35, 36, 36 bis en 37). Het doel is om specifiek te richten op groepen die ver verwijderd zijn van sociale huisvesting.

Daarna komen de AIS, die een belangrijke rol spelen in de toegang tot huisvesting voor de groepen die daar het verst van verwijderd zijn. In dit verband beoogt het Masterplan de samenwerking tussen de daklozensector en de AIS te vergemakkelijken en te versterken. Deze submaatregel, die als prioritair is aangemerkt, wordt momenteel geanalyseerd en er vinden verkennende gesprekken plaats bij Bruss'help om de reikwijdte en de mogelijke uitvoering ervan te evalueren.

Ook andere publieke actoren op het gebied van huisvesting worden in deze maatregel 11 vermeld: we denken bijvoorbeeld aan de gemeentelijke huisvestingsmaatschappijen en de OCMW's, die het aantal woningen dat ter beschikking wordt gesteld aan daklozen zouden kunnen verhogen via mechanismen zoals de socialisering van de huur en partnerschappen met thuisbegeleidingsdiensten of Housing First bijvoorbeeld. Het Woningfonds zou op zijn beurt via zijn vastgoedpark de toegang tot duurzame huisvesting voor daklozen kunnen vergemakkelijken. Het zou ook de toegang tot huurwaarborg voor jongeren, met inbegrip van minderjarigen, die dakloos zijn of het risico lopen dakloos te worden, kunnen vergemakkelijken.

En de particuliere markt?

De particuliere woningmarkt blijft natuurlijk niet achter als het gaat om het instellen van een regionale woningvangst. In dit verband benadrukt het Masterplan het belang van de mobilisatie van deze markt en de mogelijkheden die bijvoorbeeld het mechanisme van glijdende huurcontracten biedt. Dit mechanisme voorziet in de gezamenlijke betrokkenheid van de OCMW's en de actoren in de sector, zoals de begeleidingdiensten. Door de praktijken in verband met dit mechanisme van glijdende huurcontracten te versterken, zou de toegang tot particuliere woningen voor mensen in een precaire situatie kunnen worden vergroot en vergemakkelijkt.

Tegelijkertijd zijn er andere concrete mechanismen

Naast het mobiliseren van particuliere en publieke actoren voorziet maatregel 11 van het Masterplan ook in verschillende concrete acties om de regionale strategie voor het verwerven van woningen aan te vullen en te versterken.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij het in beheer nemen van leegstaande gebouwen door de overheid of het versterken van mechanismen die tijdelijke bewoning van onroerend goed mogelijk maken.

Wat betreft het in beheer nemen van leegstaande gebouwen door de overheid, wordt in het Masterplan het idee aangehouden om dit mechanisme te versterken en te verbeteren, waarbij een openbare vastgoedbeheerder alle leegstaande of onbewoonbare woningen in beheer neemt “om ze te renoveren en tegen een verlaagde huurprijs te verhuren gedurende een periode die de instelling die ze heeft gerenoveerd in staat stelt haar investering via de huurinkomsten terug te verdienen”.

Tijdelijke bewoning is weliswaar geen duurzame oplossing voor het huisvestingsprobleem in het Brussels Gewest, maar heeft toch het voordeel dat het zowel leegstand gedurende lange periodes (bijvoorbeeld in afwachting van een stedenbouwkundige vergunning, terwijl de staat van het gebouw goed blijft) voorkomt als een alternatieve en tijdelijke huisvestingsoplossing biedt voor specifieke doelgroepen. In overleg met de actoren die rechtstreeks bij dit mechanisme betrokken zijn, heeft Bruss'help van deze submaatregel een van zijn huidige prioriteiten gemaakt.

Om deze regionale strategie voor het verwerven van woningen te voltooien, schuwt het Masterplan ten slotte een andere schaalvergroting niet om zijn doel te bereiken. De centralisatie van de toewijzing van woningen door het Consortium is in dit verband een bevoorrechte manier om een transparante en eerlijke toewijzing van woningen tussen de actoren in de sector te garanderen (naar het voorbeeld van wat de afgelopen jaren met het PUL – Plan urgence logement (noodplan voor huisvesting) – is geïnitieerd).

En de zorginstellingen ...

Hoewel duurzame individuele huisvesting de meest gevraagde oplossing is, voldoet deze niet aan de specifieke behoeften van een aantal mensen. Dit geldt met name voor mensen met ernstige psychische problemen, die voortdurende medische begeleiding en zorg nodig hebben of simpelweg niet meer zelfstandig kunnen wonen. Instellingen zoals rusthuizen (en verzorgingstehuizen) (MR(-MRS)), beschermde wooninitiatieven (IHP) of psychiatrische zorginstellingen (MSP) kunnen dan op passende wijze het stokje overnemen. Helaas blijkt dat alle voorzieningen overbelast zijn of dat de banden tussen de sector “daklozen” en deze instellingen gecompliceerd zijn. De submaatregel heeft tot doel deze relaties te versterken en geschikte woonplaatsen te vinden voor mensen met specifieke behoeften. In dit verband zijn er gesprekken gaande tussen Bruss'help en verschillende actoren, waaronder Senior Montessori en Gibbis, de Brusselse federatie van zorginstellingen.

Meten om beter te begrijpen

Ten slotte, omdat het noodzakelijk is om zowel de werkelijke behoeften als de bestaande oplossingen te kennen om te weten waar en hoe vooruitgang te boeken, benadrukt het laatste punt van maatregel 11 de noodzaak van een nauwkeurige monitoring van duurzame huisvesting voor daklozen. Telling is uiteraard het belangrijkste instrument om de huidige behoeften vast te stellen. Tegelijkertijd werkt Bruss'help ook aan het verfijnen van de monitoring van de begeleiding en huisvesting die beschikbaar is voor de sector.

Heeft u feedback of suggesties over deze maatregel? Wilt u meewerken aan de concrete uitwerking ervan? Neem dan gerust contact op via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..

Afdrukken E-mailadres