02/880.86.89 | info@brusshelp.org | Horaires

Pano Accueil NL

De website wordt druk vertaald. Wij danken u voor uw geduld en aarzel niet om contact met ons op te nemen indien nodig. Bedankt voor uw begrip.

Dakloosheid aanpakken via preventie, begeleiding en huisvesting

Bruss’Help is krachtens de ordonnantie van 14 juni 2018 (art. 62) belast met de coördinatie van noodhulpvoorzieningen en inschakelingsmaatregelen, evenals met het uitvoeren van studies en analyses over de problematiek van dakloosheid in Brussel.

Een actie-georiënteerd centrum: ons centrum, opgericht in 2019, verenigt Raadgevers die gespecialiseerd zijn in de studie van dak- en thuisloosheid, de coördinatie van projecten en globale interventievoorzieningen.

Meervoudige opdrachten: ondersteuning bij de planning, prognoses, ontwikkeling van een preventieve aanpak en begeleiding van de begunstigden naar duurzame oplossingen (toegang tot zorg, sociale rechten, huisvesting...).

We zijn een observatorium voor dak- en thuisloosheid: een documentatie- en onderzoekscentrum, dat een knooppunt is tussen de overheid en het maatschappelijk middenveld. Wij zijn gericht op "duurzame oplossingen en anticipatie".

 

  Onze visie  

 

Auteur: Adèle Pierre, Raadgever bij Bruss'help

Het referentieadres voor mensen zonder thuis

Het referentieadres is een administratief mechanisme dat een persoon zonder woning in staat stelt een administratieve verankering te verkrijgen en er zijn/haar post te ontvangen. Oorspronkelijk bedoeld voor diverse doelgroepen zoals militairen, nomaden of zeelieden, krijgt dit mechanisme een bijzondere betekenis voor mensen zonder thuis. Het biedt hen immers de mogelijkheid om toegang tot een geheel van sociale rechten te behouden of te herwinnen. Zonder inschrijving in het bevolkingsregister is het onmogelijk om werkloosheidsuitkeringen, bepaalde steun van het OCMW of een volledige gezondheidsdekking te genieten. Voor deze personen betekent het referentieadres dus veel meer dan een eenvoudige administratieve formaliteit: het vormt een eerste stap naar de erkenning van hun rechten en vaak een vertrekpunt in een proces van re-integratie en uitstap uit dakloosheid.

Juridisch gezien¹ kan een referentieadres zowel een adres van een natuurlijke persoon als van een rechtspersoon zijn. Voor mensen zonder thuis gaat het ofwel om het adres van een naaste (familie, vriend, kennis die deze verantwoordelijkheid wil opnemen), of – meestal – om het adres van een OCMW. Het referentieadres wordt beschouwd als een sociale hulp en is dus in principe beperkt in de tijd.

Een referentieadres: onder welke voorwaarden?

Het verkrijgen van een referentieadres is onderworpen aan drie voorwaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Het eerste criterium bestaat erin de territoriale bevoegdheid van het OCMW te controleren. Wanneer de betrokkene “links en rechts” wordt opgevangen, zoals vaak het geval is bij mensen in een situatie van zwerven, moet de maatschappelijk werker een sociaal onderzoek uitvoeren om de feitelijke aanwezigheid op het grondgebied van de gemeente te bepalen. Dit kan paradoxaal lijken voor iemand zonder thuis, aangezien hij/zij per definitie geen adres heeft. De procedure steunt dus op uiteenlopende criteria die in de praktijk soms moeilijk vast te stellen zijn.

Gewoonlijk vragen OCMW’s twee soorten bewijsstukken: attesten van tijdelijk verblijf bij een of meerdere particulieren, of attesten van aanwezigheid in onthaalstructuren. In sommige gevallen, wanneer het onderzoek de territoriale bevoegdheid niet kan vaststellen, moet de persoon een bewijs leveren van zijn/haar aanwezigheid in de gemeente, wat bijzonder moeilijk kan zijn voor iemand zonder adres. Om tijd te winnen worden er strategieën gebruikt. Kassabonnen om aan te tonen dat de aankopen in de gemeente gebeuren, worden vaak als voorbeeld genoemd door onze werkers. Nochtans bewijzen aankopen in een andere gemeente niet noodzakelijk dat men er ook effectief verblijft. Ontbreken van voldoende middelen.

De tweede voorwaarde betreft het gebrek aan voldoende middelen om zelfstandig een woning te vinden. Hoewel de wet niet precies omschrijft wat “staat van nood” betekent, wordt dit geëvalueerd via het sociaal onderzoek. Daarbij wordt rekening gehouden met de financiële situatie van de persoon, de gezinslasten en verplichtingen tegenover derden. Deze evaluatie is dus een sociale beoordeling die kan variëren van context tot context.

Ten slotte veronderstelt het verzoek om een referentieadres dat de persoon uit het bevolkingsregister is geschrapt. Deze voorwaarde staat niet in de wet, maar is ingevoerd door een circulaire van 1992 die bepaalt dat de aanvrager “onder geen enkele titel in geen enkel gemeentelijk bevolkingsregister van België mag ingeschreven zijn”². Met andere woorden: het referentieadres, dat een recht zou moeten zijn, is slechts toegankelijk op voorwaarde dat men eerst zijn inschrijving verliest. Bovendien kan de betrokkene deze schrapping niet rechtstreeks zelf aanvragen: ze hangt af van het OCMW of de gemeente, waarbij de teksten vaag blijven over de feitelijke verantwoordelijkheid in deze procedure.

Het referentieadres bij een particulier of bij het OCMW

Zodra deze voorwaarden zijn vastgesteld, is het belangrijk om twee manieren van toekenning van het referentieadres te onderscheiden. Wanneer het adres wordt aangevraagd bij een OCMW, moet deze de toegangsvoorwaarden controleren, zonder dat er aanvullende criteria aan kunnen worden toegevoegd. Sommige OCMW's stellen echter als voorwaarde voor de toekenning van het referentieadres dat een begeleidingsproject wordt aanvaard, wat niet bij wet is voorzien.

Wanneer het daarentegen gaat om een referentieadres bij een particulier, moet de aanvraag worden ingediend bij het gemeentebestuur. De persoon moet de schriftelijke toestemming verkrijgen van de persoon die ermee instemt het adres te verstrekken. Aangezien de gemeente niet wettelijk bevoegd is om de status van dakloosheid te controleren, wendt de dakloze zich logischerwijs tot het OCMW. Dit laatste is echter niet uitdrukkelijk verplicht om hieraan gevolg te geven. In veel gevallen weigeren de OCMW's om op te treden, waardoor de gemeenten de aanvragers rechtstreeks naar het OCMW doorverwijzen. Dit gebrek aan institutionele duidelijkheid leidt tot uiteenlopende praktijken van gemeente tot gemeente, verklaart de grote verschillen tussen gemeenten en vertaalt zich in het algemeen in een beperkt gebruik van het referentieadres bij een particulier.

Referentieadressen bij particulieren in het Brussels Gewest - december 2024

GemeenteSpecifiek referentieadres
Anderlecht 4
Auderghem 10
Berchem 2
Brussel 37
Etterbeek 35
Evere 2
Forest 7
Ganshoren 3
Elsen 23
Jette 9
Koekelberg 8
Molenbeek 2
Sint-Gillis 7
Saint-Josse 26
Schaerbeek 1
Uccle 21
Watermaerl-Boitsfort 71
Woluwe-St-Lambert 10
Woluwe-St-Pierre 14
  292

Bron: Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

Hoeveel mensen wonen er met een referentieadres bij een OCMW in het Brussels Gewest?

Tot 2021 maakte de code TI024 van het Rijksregister, die wordt gebruikt om personen met een referentieadres te identificeren, het niet mogelijk om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten doelgroepen. De inschrijvingen werden globaal gegroepeerd, of het nu ging om daklozen, gedetineerden of personen die in een mobiele woning verbleven. Dit gebrek aan categorisering beperkte in de praktijk het vermogen van de overheden om een nauwkeurige opvolging te verzekeren.

Om deze beperking te verhelpen, werd in 2021 een hervorming doorgevoerd om de structuur van TI024 te verfijnen. De verschillende soorten referentieadressen zijn nu gecategoriseerd, wat de identificatie van de begunstigde doelgroepen vergemakkelijkt. Deze ontwikkeling maakt de weg vrij voor een striktere statistische opvolging: het is nu mogelijk om het aantal daklozen dat bij een OCMW of een natuurlijke persoon als referentieadres is geregistreerd, te kwantificeren op basis van gegevens uit het Rijksregister.

Voor deze analyse worden alleen de door de OCMW's toegekende referentieadressen in aanmerking genomen, aangezien de toekenning door particulieren sterk varieert van gemeente tot gemeente als gevolg van verschillende administratieve praktijken (zie hierboven).

In december 2024 waren er 4.242 referentieadressen geregistreerd bij de OCMW's in het Brussels Gewest. Bijna de helft van de registraties was geconcentreerd in drie gemeenten: Brussel-Stad (1.034), Anderlecht (653) en Vorst (335). Daarentegen telden sommige gemeenten slechts enkele tientallen domicilieadressen.

En décembre 2024, on recensait 4 242 adresses de référence auprès des CPAS en Région bruxelloise. Trois communes concentraient à elles seules près de la moitié des enregistrements : Bruxelles-Ville (1 034), Anderlecht (653) et Forest (335). À l’inverse, certaines communes ne comptaient que quelques dizaines de domiciliations.

Als we deze cijfers afzetten tegen de gemeentelijke bevolking, zien we andere resultaten. Etterbeek staat bovenaan met 0,60 % van de bevolking die op een referentieadres is ingeschreven, gevolgd door Vorst (0,57 %) en Brussel-Stad (0,52 %). Daarentegen vertonen verschillende gemeenten bijzonder lage percentages, zoals Sint-Pieters-Woluwe (0,10 %) of Jette (0,15 %).

Deze verschillen weerspiegelen een dubbele realiteit: enerzijds de concentratie van armoede in bepaalde gebieden, wat de vraag naar referentieadressen aanwakkert, en anderzijds de uiteenlopende administratieve praktijken van de gemeenten, die kunnen leiden tot ongelijkheden in de daadwerkelijke toegang tot rechten.

092025 Actu de BH Adresse de reference

Bron: Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Verwerking en realisatie: Bruss’help

 

Een problematiek die centraal staat in het Masterplan

Uit de analyse van de cijfers blijken verschillen tussen gemeenten, zowel in absolute waarde als in verhouding tot de bevolking. Dit weerspiegelt zowel verschillende sociaaleconomische realiteiten als heterogene administratieve praktijken. Deze verschillen, in combinatie met een analyse van de toekenningsvoorwaarden, doen vragen rijzen over de gelijke toegang tot dit recht en onderstrepen de noodzaak om het systeem te herzien.

Dat is precies de ambitie van het Masterplan voor het beëindigen van dakloosheid, dat een grootschalig onderzoek wil uitvoeren om het mechanisme ‘van binnenuit’ te begrijpen en de belemmeringen ervan in kaart te brengen. Verschillende punten worden besproken met de OCMW's, de gemeenten en de sector: hoe de toegankelijkheid en de overdraagbaarheid van het referentieadres te garanderen, hoe te voorkomen dat rechten vervallen als gevolg van schrappingen of veranderingen van grondgebied, hoe de sociale begeleiding te versterken, hoe de criteria voor de duur en de verlenging te verduidelijken en hoe de interinstitutionele banden te versoepelen. Andere uitdagingen hebben betrekking op specifieke doelgroepen, zoals gedetineerden aan het einde van hun straf, mensen die tijdelijk bij familieleden verblijven, of migranten in een kwetsbare situatie, die ondanks hun verblijfsrecht vaak worden geconfronteerd met administratieve onderbrekingen. Ten slotte blijft het wettelijk kader gekenmerkt door onduidelijkheden, zoals blijkt uit de intrekking van de circulaire van 7 juli 2023, die om nieuwe verduidelijkingen vraagt.

Kom de komende maanden terug om de eerste resultaten van dit onderzoek te ontdekken!

 

 

¹ Het referentieadres voor daklozen is vastgelegd in artikel 1, § 2 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, en in artikel 20, § 3 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.

² Adviesraad voor Gezondheid en Hulp aan Personen - Afdeling Sociale Actie, 2012. Evaluatie van het systeem van het “referentieadres” voor daklozen en de toepassing ervan in de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Sinds 1 september verwelkomt Bruss’help zijn nieuwe Directeur, Éric Husson. Met meer dan 25 jaar ervaring in de Brusselse sociaal-gezondheidssector brengt Éric een stevige expertise en een diepgaand inzicht in de realiteit van het terrein mee. Ontdek zijn parcours en zijn visie om de coördinerende rol van de organisatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te versterken.

"Bij Bruss’help aan de slag gaan, voelt een beetje als het overstappen naar het tegenschot," legt hij uit. "Ik heb lange tijd op de eerste lijn gewerkt, samen met Bruss’help en andere Brusselse actoren, rond de begeleiding van kwetsbare doelgroepen. Vandaag krijg ik de kans om van binnenuit bij te dragen aan de evolutie van de organisatie en op andere niveaus te werken."

Tijdens zijn loopbaan heeft Éric expertise opgebouwd in de begeleiding van de meest kwetsbare doelgroepen. Hij leidde vele jaren het Project Lama, een laagdrempelige voorziening voor mensen die drugs gebruiken en vaak in grote armoede leven. Daarnaast coördineerde hij de Concertatie Bas Seuil, een netwerk van actoren die zich inzetten voor een onvoorwaardelijke toegang tot zorg, begeleiding en huisvesting. Tegelijkertijd is hij actief in het sociaal werkonderwijs, waar hij nieuwe generaties maatschappelijk werkers zijn praktijkervaring en kritische blik doorgeeft, en bijdraagt aan de analyse van professionele praktijken.

Deze dubbele verankering, directe interventie bij doelgroepen en strategische reflectie, is een rijkdom voor Bruss’help. "Ik ben ervan overtuigd dat de analyse van wat er op het terrein gebeurt essentieel is om haalbaar en duurzaam beleid uit te bouwen. Onderzoek, ervaringsuitwisseling en overleg zijn onmisbare hefbomen als we collectief vooruit willen."

Zijn komst valt samen met een cruciaal moment: deze zomer toonden de resultaten van de telling van 2024 9.777 mensen zonder thuis in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wat een alarmerende trend van diversificatie en toename van precaire situaties bevestigt. In dit kader coördineert Bruss’help de uitvoering van het Masterplan ter preventie en bestrijding van dakloosheid in Brussel.

"De uitdaging is enorm. We moeten blijven inspelen op de urgentie, maar ook de nadruk leggen op preventie om breukpunten te voorkomen. Dat veronderstelt het bouwen van bruggen tussen actoren: daklozenhulp natuurlijk, maar ook huisvesting, gezondheid, jeugdhulp, migratie, justitie... Het zijn deze intersectorale samenwerkingen die ons in staat stellen structurele en duurzame oplossingen te ontwikkelen."

Met een visie die zowel gericht is op directe actie als op lange termijntransformatie, wil Éric Husson de synergieën met partners versterken, de rol van Bruss’help als overlegplatform consolideren en de projecten uitbreiden die werken aan een duurzame uitstap uit dakloosheid.

Sinds 2 augustus 2025 is de wet van 14 juli 2025, die de opvangwet van 2007 wijzigt, van kracht. Ze bepaalt de voorwaarden waaronder het recht op opvang voor bepaalde categorieën VIB (Verzoekers van internationale bescherming) kan worden beperkt, namelijk:

  • VIB die internationale bescherming hebben gekregen in een andere EU-lidstaat, de zogenaamde “Statut M”-personen;

  • VIB  ingediend namens een minderjarig kind wanneer de ouders al een definitief negatief besluit hebben gekregen over hun verzoek om internationale bescherming. Deze aanvragen worden nu beschouwd als vervolgaanvragen, waarvoor geen opvang meer wordt toegekend.

De materiële hulp voor deze twee categorieën is beperkt tot de terugbetaling van medische kosten via Fedasil. Het gaat dus om alleenstaande mannen, alleenstaande vrouwen en gezinnen die zich dagelijks in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden en opvang aanvragen.

Sinds de inwerkingtreding van deze wet heeft het Humanitair Hub 22 opvangaanvragen geregistreerd van gezinnen met een Statut M, bijna allemaal afkomstig uit Afghanistan, voor een totaal van 106 personen, waaronder een baby van 9 maanden. Het falingspercentage van de doorverwijzingen van het Hub naar het Samusocial bedroeg 85% in het laatste kwartaal (van juni tot augustus). Tegelijkertijd kunnen burgerinitiatieven het gebrek aan structurele opvang niet compenseren.

De arbeidsrechtbank heeft een eerste reeks vonnissen gewezen waarin Fedasil wordt veroordeeld tot het opvangen van gezinnen met een M-status.

Deze nieuwe bepalingen verhogen de druk op de Brusselse diensten, die al te kampen hebben met een structurele verzadiging van het opvangaanbod. De geweigerde gezinnen blijven achter op het grondgebied van het Gewest, zonder onmiddellijke oplossing, waardoor de last op het Brusselse hulp- en noodhulpsysteem komt te liggen. Zo heeft Samusocial de afgelopen weken een verontrustende stijging van het aantal weigeringen geregistreerd, met dagelijks tientallen geweigerde gezinnen. Ook de Humanitaire Hub constateert een toename van het aantal bezoekers, met gemiddeld 983 uitgedeelde maaltijden per dag in augustus 2025, tegenover 676 in januari 2025 (het gemiddelde in 2024 bedroeg 670 maaltijden per dag).

Meer in het algemeen past deze crisis in een context van verscherping van verschillende overheidsmaatregelen die de meest kwetsbare groepen nog kwetsbaarder maken en zo de vraag naar opvangvoorzieningen in Brussel doen toenemen. De hervorming van de Belgische werkloosheidswetgeving vanaf 2026 zal bijvoorbeeld een grote impact hebben op de OCMW's, die te maken zullen krijgen met een aanzienlijke toename van het aantal aanvragen voor een inkomen uit de sociale integratie als gevolg van de beperking van de duur van de werkloosheidsuitkeringen. Deze hervorming zal waarschijnlijk een directe impact hebben op de vraag naar noodopvang.

Bruss’help staat in permanent overleg met het kabinet van de minister-president, het kabinet van minister Alain Maron en Fedasil om de bevindingen van het terrein te delen en de situatie aan te kaarten.

Auteur: Léonie Paille

 

Het project Cores’ponsabilité is een sociaal-gezondheidsproject dat als tegenhanger wordt opgezet van het veiligheidsluik binnen de regionale strategie tegen drugshandel, gecoördineerd door de CORES (Regionale Veiligheidsraad).

Het project Cores’ponsabilité steunt op de samenwerking met gespecialiseerde actoren in verslavingszorg en harm reduction, met name Projet Lama, de MASS, Enaden, Babel, Le Pilier en Dune. Hun doel is beter in te spelen op de noden van mensen in grote kwetsbaarheid, door hen een laagdrempelige toegang tot zorg en aangepaste begeleiding te garanderen.

Door hun actiekader te herdenken, vergroten de sociale en gezondheidsactoren binnen Cores’ponsabilité de kansen om mensen aan te haken in hun traject naar zorg en toegang tot rechten.

De aanvullende maatregelen van het CORES-actieplan zijn:

- de versterking van de psychosociale, medische en psychiatrische functies van de ambulante diensten binnen het project Cores’ponsabilité;
- de oprichting van een gespecialiseerd mobiel psycho-medisch-sociaal team, met als doelpubliek jongeren die de hotspots frequenteren;
- de uitbreiding van het hotelovernachtingen­-systeem;
- de monitoring en evaluatie van het project.

 

Eind 2024 heeft Bruss’help het beheer van het systeem hotelovernachtingen overgenomen, dat aanvankelijk was ontwikkeld voor het innovatieve project SubLINK en sinds 2025 is uitgebreid naar het project Cores’ponsabilité. In het kader van de versterking van dit systeem via de aanvullende CORES-maatregelen kunnen de mobiele teams en ambulante diensten gebruikmaken van hotelovernachtingen om mensen tijdelijk onder te brengen als onderdeel van hun psycho-medisch-sociale begeleiding.

In lijn met maatregel 23.3 van het Masterplan draagt het systeem “hotelovernachtingen” ertoe bij dat mensen in een situatie van dak- of thuisloosheid die zich ophouden in bepaalde metrostations en hotspots van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, beter kunnen worden opgevangen. Het biedt hen een alternatieve vorm van tijdelijke opvang naast de klassieke noodopvang. Deze hotelovernachtingen geven mensen niet alleen rust en een tijdelijk onderdak, maar maken ook de opstart van een psycho-medisch-sociaal begeleidings­traject mogelijk.

In 2025 heeft de financiering van het project Cores’ponsabilité de versterking van dit systeem mogelijk gemaakt. Na een reflectieperiode over de begeleidingsmodaliteiten heeft de versterking van het hotelovernachtingen-systeem tussen januari en juli 2025 concreet het volgende opgeleverd:

  • nieuwe hotelpartnerschappen die voor een betere geografische spreiding zorgen;
  • het aanbieden van 171 hotelovernachtingen;
  • de opvang van 21 personen in situatie van straatleven, geconfronteerd met verslavingsproblematieken en/of geestelijke gezondheidsproblemen, voor één of meerdere periodes;
  • de mogelijkheid voor deze personen om tijdelijk weg te blijven uit de 15 door CORES aangeduide hotspots;
  • het bieden van rust, veiligheid en de mogelijkheid om medische afspraken, administratieve procedures en het openen van sociale rechten na te komen.

Het project Cores’ponsabilité heeft tijd gevraagd om ingebed te raken in de werkculturen van de zes ambulante diensten en hun partners, en wordt verder beperkt door een budget dat eind 2025 afloopt.

De versterking van de teams met psychosociale, medische en psychiatrische functies heeft sinds de start van het project geleid tot meer interventies door de teams, meer harm reduction-acties en meer laagdrempelige toegankelijkheid bij de ambulante partners in samenwerking met het bredere netwerk.

Tegen het einde van dit jaar zullen de actoren van het project Cores’ponsabilité hun werk voortzetten om een sociale en gezondheidsrespons te bieden die is aangepast aan de realiteit van het terrein. Daarbij zullen ze het partnerschap in de sector verder versterken om de doorverwijzingen te verbeteren, en blijven ze inzetten op de verbetering van de opvang van kwetsbare doelgroepen binnen de ambulante diensten, met de mogelijkheid om opvang en begeleiding te bieden via het systeem van hotelovernachtingen.

Heeft u vragen over dit project? Aarzel dan niet om contact op te nemen met Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..

In mei 2024 werd een nieuw artikel opgenomen in de Brusselse Huisvestingscode, in het hoofdstuk over sociale woningen: artikel 36bis!

Net zoals het mechanisme voorzien in artikel 36 – dat betrekking heeft op organisaties die werken rond intrafamiliaal geweld – bepaalt dit nieuwe artikel dat “elke sociale huisvestingsmaatschappij (SISP) één of meerdere samenwerkingsakkoorden afsluit over de prioritaire toewijzing van minstens 6% van het totaal aantal toewijzingen van het voorgaande jaar, met één of meerdere erkende Brusselse organisaties (…) door de COCOF, GGC of VGC (…) op voorwaarde dat deze organisaties instaan voor de begeleiding van de gehuisveste personen.”

Deze 6% moet worden bereikt tegen 2027, met een stapsgewijze verhoging: 3% in 2025 en 4,5% in 2026.

Daarnaast bepaalt dit artikel ook dat er een raamovereenkomst wordt afgesloten tussen de BGHM (SLRB), de sociale huisvestingsmaatschappijen en Bruss'help. Deze raamovereenkomst voorziet onder meer dat Bruss'help verantwoordelijk is voor de identificatie van kandidaat-huurders, het voorstellen van begeleidende organisaties, en de jaarlijkse evaluatie van het systeem van prioritaire toewijzing samen met de BGHM.

De uitvoering van artikel 36bis vergde een langdurig voorbereidend werk, uitgevoerd door de Federaties, de BGHM, de SISP’s en Bruss'help. Dit heeft in januari 2025 geleid tot de opstelling van twee overeenkomsten:

  • een raamovereenkomst,

  • een modelovereenkomst.

 

Uit de raamovereenkomst onthouden we de volgende hoofdpunten:

  • Bruss'help delegeert de identificatie van kandidaat-huurders aan de operatoren, die hiervoor een specifieke overeenkomst met Bruss'help afsluiten (de zogenaamde overeenkomst tussen operatoren en Bruss'help, waar we later op terugkomen);

  • Bruss'help en de BGHM zorgen voor een jaarlijkse evaluatie en doen aanbevelingen. Bruss'help stelt ook driemaandelijkse kwantitatieve rapporten op;

  • er is een "alarmbelmechanisme" voorzien, dat operatoren en SISP’s in staat stelt om zich in geval van moeilijkheden te wenden tot de BGHM of Bruss’help, met als doel om via bemiddeling een oplossing te vinden;

  • de begeleiding van de bewoners wordt vastgelegd in de modelovereenkomsten tussen operatoren en SISP’s, rekening houdend met hun duur en modaliteiten (afhankelijk van het publiek en de begeleidende diensten).

 

De modelovereenkomst bevat onder andere:

  • de verplichtingen van de SISP’s,

  • de verplichtingen van de operatoren, voornamelijk inzake begeleiding van de kandidaat-huurders,

  • en de mogelijkheid om bestaande overeenkomsten op basis van artikel 37 over te dragen naar artikel 36bis.

 

Na hun opstelling zijn deze twee overeenkomsten gevalideerd door elke Brusselse SISP, de BGHM en Bruss’help. De definitieve validatie en verspreiding vond plaats in juni 2025.

Tegelijkertijd werkte Bruss’help ook aan een derde overeenkomst, die hen verbindt met de operatoren. Hieruit onthouden we vooral:

  • de modaliteiten van de delegatie van de identificatie van kandidaat-huurders aan erkende operatoren;

  • de modaliteiten voor monitoring en dataverzameling (via een speciaal digitaal instrument), die door de operatoren aan Bruss’help worden overgemaakt voor de opstelling van de kwantitatieve rapporten en de jaarlijkse evaluatie;

  • de rol van Bruss’help als facilitator bij de uitvoering van de overeenkomsten met de operatoren.

Deze derde (en laatste, beloofd!) overeenkomst is sinds mei beschikbaar voor alle operatoren die erom verzoeken (via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.).

 

Om het – complexe! – mechanisme van artikel 36bis beter te laten begrijpen, organiseerde Bruss’help in april 2025 een informatieve uitwisselingsvoormiddag voor de operatoren uit de sector, met de steun van de Federaties. Deze bijeenkomst had als doel het kader te verduidelijken, maar ook samen na te denken over hoe een constructieve samenwerking tussen SISP’s en operatoren, en tussen de operatoren onderling, gewaarborgd kan worden.

In dat kader werden verschillende pistes besproken en worden momenteel geleidelijk aan geïmplementeerd:

  • Een lijst met contactpersonen aan zowel SISP- als operatorzijde is nu beschikbaar;

  • Er vonden en vinden nog verschillende ontmoetingen plaats tussen Bruss’help, de BGHM en de SISP’s – met als doel een beter begrip van de sector, zijn werking en realiteiten, en vice versa;

  • Overlegmomenten tussen operatoren zijn gepland vanaf september 2025;

  • Enz.

 

Tot slot blijft Bruss'help beschikbaar voor operatoren met vragen of suggesties over de uitvoering van artikel 36bis: aarzel dus niet om contact op te nemen via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..